poëzie

poëtisch, poëzie, voor recensenten bekt het lekker. Een recensent van Het Volk heeft het over de poëzie van de armoede (>wandeling). DP ziet poëzie in 'haar kille glorie, schoon en steriel'. PURE POEZIE, titelt Edith Doove als ze het in 1999 over de projecten van Cotteleer en Thornley heeft: 'een verrassend poëtische tentoonstelling'.

In de catalogus van EN PASSANT (1991) komen twee gedichten voor: 'al steek ik mijn kop in de straatlamp zelf' uit Stil de Grain, een in 1989 bij Bert Bakker uitgegeven dichtbundel van Johan Joos, en een dubbeltje van de originele versie in typoscript van De bedoeling van het licht van elektrieke palen van Hans van Heirseele (later opgenomen in een publicatie van De Brakke Hond).

Apikov op één van de muren voorin (crox 1, art machine): 'Voor een banaan laat ik me wel verleiden.' In 1997 levert zelfde auteur crox poem N°1 tijdens de uitvoering van Piece for Typewriter, Tin Can, Flute and Voices. Het gedicht is het eindresultaat van een door toeval gestuurde performance op schrijfmachine. Tijdens de performance hanteert de auteur dezelfde methode die hij voor Herringtrade and the Imagery (1991) gebruikte, een cyclus van 5 gedichten die in 1992 in De Brakke Hond gepubliceerd werd: uit een willekeurig aantal boeken (voor de performance zijn het er een 12-tal) neemt hij op volstrekt willekeurige wijze een aantal zinnen over. De lengte van elke zin wordt bepaald door een met double-tracking vervaardigde en op een eenvoudige Panasonic radiorecorder afgespeelde compositie voor Tin Can, Flute and Voices. zie Crox poem

Wandeling (zie onder de W), een tekst uit zelfde periode als De bedoeling.

Look in thy glass and tell the face thou viewest, - door GDB vertaald als: In de spiegel staat uw beeld. In 1996 debiteerde Hans van Heirseele een syllabische vertaling van zelfde sonnet tijdens Het Mosselpannetje, een performance ter gelegenheid van het tweede solo project van Dirk Peers. De syllabische vertaling geeft een afwijkende en volstrekt blasfemische variant: Look in mijn glas en tel de drollen die ge ziet. In de tweede editie van Inmiddels, een crox-krantje midden jaren negentig, het ding kent 2 edities en is alleen ter beschikking van steunende leden, komen een aantal lezersbrieven voor, allemaal van de hand van Guido De Bruyn, waarin hij op een geestige en erudiete manier brandhout maakt van Het Mosseldiner en de tijdens die korte performance te berde gebrachte vertaling van het derde sonnet van Shakespeare. (zie Inmiddels)

MAJUSKEL van Johan Joos, het 12de crox-boek, wordt in 2009 gepubliceerd en in het Gentse Poëziecentrum publiek gemaakt, een aangename avond met performances van Eli Van De Vondel (gitaar) en brulboei Joos. 

IEDEREEN WIL FLAMINGO ZIJN, de 1ste dichtbundel van Evelien, op dat moment, juni 2010, 2de bachelor Multimediale Vormgeving. In de publicatie is nergens de naam van de auteur terug te vinden. van neemt de bundel een aantal keer na elkaar door (een variant op het eerder vermelde procédé) en ontdekt dat er 3 diersoorten in voorkomen: een raaf, een flamingo en de mier, en geen flora, alleen ijsbloemen en bloemenweefsel. Als hij het hier later met Evelien over heeft, geeft ze toe dat ze niet zoveel op heeft met planten. Wat er wel in voorkomt, en wel in verbazingwekkend rijke overvloed, is lichaamsdelen. De homo sapiens is alomtegenwoordig en wel tot in zijn meest gênante onderdelen: lijf, ogen, armen, benen, vel, vet, huidplooien, handen, vingertoppen, adem, rimpels, vingers, vetlobben, een gespierde rug, haren, schouders, een tandeloze mond, vel, handen, ouderdom, handen, blote armen, lange tenen. En het mooiste woord: prut. In de bundel komt het twee keer voor. Prut, alles is prut.